De Aanval

Opdat wij niet vergeten

Home Omhoog Site wijzigingen Links Bronnen Disclaimer

Omhoog
Bram van der Steen

De aanval op zondagmorgen 12 mei 1940

 Om 3.30 uur , (op 12 mei) in de morgen wilde kapitein Cappon, een gedeelte van de militairen wisselen om een andere groep te laten rusten. De groep van luitenant Dubbelman moest gewekt worden om weer afgelost te worden. Zoals hij bezig was om zijn laatste groep te laten rusten hoorde hij een hevig vuren. “Het bleek dat wij (het bataljon) ingesloten waren en geen aanleiding hadden om rechts nog links te kunnen gaan” verklaarde hij. Een militair riep, “ wij worden in de rug aangevallen”. De Duitsers waren op korte afstand genaderd was duidelijk gebleken.

Snel werden er bevelen uitgeroepen. Kapitein Cappon werd door het bataljon commandant het voorterrein ingezonden om eventuele aanval tot stilstaan te helpen brengen. Kapitein Cappon verklaarde, dat zijn compagnie hevig onder vuur genomen werd door krombaangeschut en mitrailleurs, die evenwel zoo goed waren opgesteld dat hij ze niet kon waarnemen hoewel hij het gehele voorterrein kon overzien.

Ook in dezelfde ochtend van de 12e mei, kreeg kapitein G. Wissels van majoor Döbken persoonlijk het bevel, dat hij zijn sectie moest gaan verzamelen. Bij de brug kreeg hij het bevel van de majoor om een tegenstoot te doen in Zuidelijke richting(naar richting Den Dungen), maar kapitein Wissels begreep niet waarom, aangezien de majoor gezegd had dat er geen gevaar was. Hij wist ook niet waarop hij moest aanvallen.

Op zondagmorgen in alle vroegte kreeg de C- Bt. 6 veld opdracht te gaan verkennen waar de vijand het kanaal de Zuid – Willemsvaart waren overgestoken. Voordat luitenant Ekker hiervan was terug gekeerd, werden ze in de rug aangevallen. Dit was de eerste korte maar hevige aanval.

Onze mitrailleurs gaven aanhoudend vuur. Het was een daverende kabaal en de ene motor botste op de ander motor. Het was net of er een porseleinkast in elkaar stortte. Men hoorde de Duitsers grote brullen geven. De doden en gewonden lagen tussen de motoren op de weg. Er lagen vier of vijf doden op de weg. De gewonden werden door een huisarts uit Den Dungen verzorgd. (1)

De eerste aanval was staande gehouden, de Duitsers keerde terug. Vermoedelijk hadden de Duitsers niet verwacht dat er tegenstand zou zijn aan de Dungense brug. Er waren in het dorp veel Duitsers aanwezig die het mitrailleurgeratel hadden gehoord en sloegen alarm.

In korte tijd waren zij allen gereed voor de volgende aanval.

Intussen liet majoor Döbken een bataljon verzamelen bij de Dungense brug. Hij wees de eerste compagnie aan, die de dag van tevoren na aankomst in reserve was geplaatst, om, tezamen met de reeds aanwezige afdeling onder C-3 - G.B.J., aan weerszijde van de weg naar richting Den Dungen in stelling komen. Majoor ging met zijn manschappen naar het veld om zich op de hoogde te stellen.

“Het valt mij op, dat majoor Döbken, heel weinig geslapen had in die nacht”

Bij deze eerste aanval waren al 6 Duitsers krijgsgevangenen gemaakt. Zij werden door Lt. Kauffmann ondervraagd, (in het eerste huis bij de brug, een verlaten café dat als commando post werd gebruikt) het bleken militairen van de gemotoriseerde verkenningeenheid te zijn van de 254-ste Infanterie Divisie. Majoor Döbken kwam persoonlijk informeren en gaf hem orders om door te gaan met ondervragen. Hij voegde hier nog aan toe; dat hij zichzelf op de hoogte ging stellen waar het vijandelijk vuur precies vandaan kwam. Daarna heb ik mijn commandant niet meer gezien, kort daarop kreeg ik het bericht dat hij gesneuveld was.

Door de consternatie schoven onze soldaten allemaal op een hoop naar de Dungense brug, waar onze bataljonscommandant, majoor Döbken stond. Als voormalig officier van het Indische leger had hij al veel meegemaakt; een kalmer mens had ik nog nooit van mijn leven gezien. Met getrokken revolver stond hij zijn bevelen te geven. Onze kapitein raadde hem aan om niet verder te vechten, omdat het toch maar een moordenaarsstootje zou worden. De majoor zei echter,” hier strijden we zolang het kan, daarna praten we pas verder” (1)

Het was nog rustig, maar na ongeveer 1 uur ontdekte we verkenningspatrouille die tussen onze groep van de tweede sectie, en waarvan ik (kapitein J. Cappon) geen berichten ontving, en zag dat de Duitsers trachten door onze groep te sluipen.

De teruggetrokken Duitsers stelden zich echter weer opnieuw op. Zij opende zelfs de aanval met mortiervuur waardoor er granaten op onze stellingen vielen. Langs de weg werden 4 boerderijen in brand geschoten, terwijl een boerderij het achterste gedeelte, de stal en schuur geheel afbrandde. Het huis van familie Schuurmans stond kortbij in het centrum van het gevechtsgebied, waar regelmatig op geschoten werd. Het zag er niet goed uit. (1)

Majoor Döbken was inmiddels met zijn bataljon naar het veld in gekomen, waar het Duitse leger de aanval langzaam had ingezet door mortiervuur. Voordat hij vertrok naar het slagveld vroeg de majoor aan een infanterist zijn geweer, en ging zelf voorop.

Toen de vijand op 50 meter naderde besloot de majoor tot een tegenaanval. Hij stelde zijn mannen gerust met de woorden, “ jongens niet bang zijn hoor, wij de kunnen ze best aan ”. De majoor gaf zelf als echte (K.N.I.L) Luitenand - Kononel, het grote voorbeeld. (2)

Intussen nam het gevecht weer in volle hevigheid toe. De granaten vielen overal tussen onze stellingen neer. Een Duits vliegtuig ratelde een serie mitrailleurkogels naar beneden en liet kort daarop en bom vallen. Onze soldaten trokken zich terug, maar de majoor gebood ons te verspreiden. (1)

Er was een hopeloze en een onhoudbare situatie ontstaan. Kapitein Cappon zag inmiddels, dat de reserve sectie zich al terugtrokken, gevolgd door adjudant Laamers met zijn mannen. Zij waren reeds te ver langs de Zuid-Willemsvaart richting Den Bosch gegaan, zodat hij ze niet meer kon volgen. Luitenant Dubbelman beweerde, dat hij op last van kapitein Wissels terugtrok. In de organisatie waren duidelijk problemen ontstaan.

Tijdens de strijd werd er geweldige weerstand gegeven door onze Nederlandse militairen. Bij een schuurtje aan het huis van landbouwer familie van Hedel, zag de majoor op enige afstand een Duits geschut staan. Hij liep vooruit met een sergeant om dat onschadelijk te gaan maken. De majoor is toen aan het hoofd geraakt en was op slag dood.

1e luitenant - majoor de Bruijne, verklaarde, dat luitenant van de Willigen zei: “ik zag de majoor vallen bij een schuurtje”, en maakte bekend dat majoor Döbken is gestorven hij vroeg mij wat daarmede te doen. Het was niet mogelijk om de majoor terug te brengen naar de Dungense brug.

Oud-strijder van der Steen was daar vlakbij en zag de majoor Döbken ook vallen. De majoor bleef nu alleen achter, omdat het te gevaarlijk was om hem op te halen. Onze militairen waren hun geliefde majoor nu kwijt. Dit had direct grote gevolgen voor het gehele bataljon en het 14e RI. Iedereen ging vanaf dat moment zijn eigen weg, de organisatie was geheel uiteen weggevallen.

Het gedeelte waar ik bij was trok terug langs de Zuid-Willemsvaart langs het binnendijkje. Bij een straatweg (Spurkstraat) zagen wij veel Duitsers. We waren ingesloten en onze officieren raden ons aan, om de wapens en munitie weg te steken en er voor te zorgen dat we niet krijgsgevangen werden genomen. We hebben ons verborgen bij boeren en hebben ons daar verborgen op de hooizolders. Onze officieren raden ons aan om in burgerkleding te proberen bij onze troepen te komen, in groepjes van 2 of drie man zijn we op pad gegaan. (1)

Sergeant-majoor en instructeur de J.J. de Bruijne, zag dat het bataljon zich terugtrok, maar op wiens bevel en hoe het gebeurden wist hij niet te vertellen. De anderhalve groep die ik over had heb ik vooruit gezonden en ben ik kwijt geraakt. Ik heb de zes krijgsgevangenen in opdracht van Luitenant Kauffmann naar Vlijmen gebracht.

Tijdens de strijd was seiner Abraham van Lenten gesneuveld. Ook Jan Jansen van Dam is gesneuveld in dat veld. Een korte maar een hevig gevecht was ten einde. Voor vele militairen was het een gruwelijke drama waar zij hun hele leven lang aan zouden denken.

“Vasthouden aan de laatste opdracht van mijn gevallen commandant kon ik mij niet mee verenigen en had reeds van tevoren aan sergeant van der Linden van de verbindingsafdeling opdracht gegeven, het uitwijken langs de Zuid-Willemsvaart te beletten zo nodig met geweld te bewapenen”, waren de woorden van luitenant Kauffmann.

Intussen waren de Duitsers na het gevecht in grote getale bij de Dungense brug aanwezig. Zij verzamelde zich bij en in het cafeetje, waar Döbken en Kauffmann even daarvoor hun commando post hadden. Oud-strijder Piet Luteijn (had intussen burgerkleren aan) zag hoe het er aan toe ging. Er werd stevig bier ingenomen. Maar opeens klonk er rond 8.30 een bevel van een Duitse commandant, alle Duitse militairen stonden in korte tijd gelid en marcheerde weg. Ze waren snel uit mijn oog verdwenen. (2)

Er bevonden zich van nu af nu geen vijanden meer op de Poeldonk. Er kwamen wel enkele groepjes overgebleven Nederlandse militairen die na de strijd ergens op de Poeldonk bevonden. Zij kregen de kans om naar elders te gaan. Luitenant Kauffmann, die op bevel van majoor Döbken was achter gebleven, trof in de voormiddag nog achtergebleven gevechtstroepen aan van de 3e compagnie, hij meende dat ze allemaal waren vertrokken. Zelf is hij niet lang meer gebleven omdat het geen nut had en vertrok ook naar richting Den Bosch.

Ook de 2e compagnie kwam na het vertrek van de 3e compagnie nog bij de Dungense brug aan. Het was een lang gerekte colonne dat langs de noord helling van de zuidelijke kanaaldijk liep. Toen de voorste troepen van de 2e Compagnie de Dungense brug naderde, verschenen daar plotseling Duitsers aan de noordkant van het kanaal. De Duitsers hadden hun mitrailleurs in stelling gebracht. Om hoeveel militairen het gaat is niet duidelijk.

Dit zou ongeveer in het begin van de namiddag geweest moeten zijn.

“Händen hoch” schreeuwde een Duitser die aan de overkant van het kanaal stond onze militairen toe. Een groep van onze Nederlandse militairen kwamen oog in oog te staan tegenover de vijand. Onder hun bevel en geschreeuw werden zij gevangen genomen.

Volgens de luitenant de Bruijne, die nog aanwezig was nabij de Dungense brug, kwamen daar plotseling Duitse soldaten op het middaguur opdagen. Waar ze vandaan kwamen wist hij niet. Aan de overkant stonden zo’n 50 Nederlandse militairen met hun handen omhoog. Zij waren allen krijgsgevangenen gemaakt en werden door de Duitsers afgevoerd.

Oud-strijder Piet Luteijn zag vanaf slagerij Foolen (waar hij boven vanuit een raam keek) dat zijn kameraden over een vlot, met handen omhoog, afgevoerd werden door de Duitsers.

Er viel nog een militair in het water zodat het even duurde voordat het weer rustig was.

Hij heeft er nooit meer iets van gehoord.

Door deze oorlogshandelingen tijdens en na de strijd waren 5 boerderijen geheel of gedeeltelijk afgebrand terwijl de huizen in het gebied rondom de strijd flink beschadigd waren. Er gebeurde zelfs een Maria wonder bij, fam. vd. Koevering op de Poeldonk (later Hooidonk) kom ik later op terug.

De boerderij van familie Schakenraad, hadden de Duitsers soldaten inmiddels een steunpunt gemaakt tijdens de gevechtsacties. De Duitse alsook de Nederlandse militairen, die gewond waren bij dit gevecht, werden binnen in huis door de Duitsers verzorgd.

Na het hevige gevecht tegen de Duitsers konden onze jongens nadat de Majoor sneuvelde niet anders doen dan het vuren staken. De Zuid-Willemsvaart was ook hier snel door gebroken wat overigens een makkie is gebleken. De Duitsers trokken over de Heeschwijkse (Middelrooise) brug, omdat het dit gebied geheel niet afgedekt was door onze militairen.

Hier op deze plaats was een grote vergissing gemaakt om de Duitsers langer te kunnen tegenhouden. Twee dagen hadden de Duitsers nodig om door de twee belangrijkste stellingen te breken, alhoewel de verdediging van de Zuid-Willemsvaart stelde niet veel voor.

Het Nederlandse leger heeft slechts 5 dagen lang heel dapper strijd kunnen leveren tegen de oppermachtige vijand. Het waren zeer bloedige dagen geweest. Meer dan tweeduizend (2330) Nederlandse soldaten waren er gesneuveld terwijl er ongeveer 2700 militairen ernstig gewond waren, waarvan 850 invalide bleven.

Dit was het gevolg van de plotselinge aanval dat op die 10e mei 1940 door de Duitsers werden ingezet, waar neutraal Nederland het niet voor mogelijk wilde houden. Duitse troepen namen eerst bezit van het luchtruim, ‘s-Morgens in alle vroegte ongeveer om 4 uur, en vervolgens van de grond, die vijf dagen lang door onze militairen werd verdedigd.

Het Nederlandse leger reageerde manmoedig maar was op dat moment van de inval helemaal niet voorbereidt met hun afweergeschut, er is immers geen oorlogsverklaring gegeven. Tegen de Duitsers strijden, met hun oorlogsmachines was het een zeer moeilijke en tevens een ongelijke strijd.

Er zijn veel monumenten, militaire begraafplaatsen, musea, vele boeken en websites, als herinneren aan deze periode die nooit vergeten mag worden.

Majoor Döbken schreef een laatste brief aan zijn vrouw en kinderen op 7 mei 1940.

Enkele dagen later kwam er een andere tijding, dat majoor Döbken was gesneuveld voor Koningin en Vaderland.

Luitenant Kauffmann is regelmatig in Den Dungen geweest. Hij was ook een goede bekende van Pastoor Cox. Ook kwam hij in Den Dungen bij enkele winkeliers waar hij regelmatig boodschappen deed. Hij is inmiddels overleden.

Bronnen: boekwerk,‘ verdediging van Noord - Limburg en Noord-Brabant’
Niod
Instituut Militaire Geschiedenis(IMG)
Oud–strijder, Dhr. Van der Steen
(1)= A.D Goedegebuure
(2)= Piet Luteijn
 
Copyright © 2003-2017 by www.monumentpoeldonk.nl.
Website maintenance by DABBLER Productions NL

Laatste wijziging 20-08-2017 15:30:07

      Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand,of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën,opnamen of enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Het is niet toegestaan om bovenstaande te gebruiken voor commerciële doeleinden.