H. Wijnen

Opdat wij niet vergeten

Home Omhoog Site wijzigingen Links Bronnen Disclaimer

Omhoog

HARRIE WIJNEN ALS KRIJGSGEVANGENE

door Anny van der Heijden-Bijnen (Berlicum)

Een groot gedeelte van dit artikel gaat over Harrie Wijnen als krijgsgevangene in Duitsland. Hij heeft daar veel meegemaakt en kan er zelfs nu, na bijna 67 jaar, nog goed en gedetailleerd over vertellen. Zover wij weten is er nooit eerder geschreven over de Duitse krijgsgevangenschap van iemand uit ons dorp. Het is daarom zeker de moeite waard zijn belevenissen vast te leggen.

Om de lezer kennis te laten maken met Harrie als persoon is er in het eerste gedeelte geschreven over het privé-leven van Harrie en zijn belevenissen als soldaat.

 

Moeder vroeg gestorven

Harrie is op 20 november 1916, op Veedijk nr. 69, geboren als zoon van Johannes Wijnen (* 24-2-1883 te Berlicum, † 2-1-1976 te ’s-Hertogenbosch) en Wilhelmina van de Meerendonk (* 26-6-1878 te Berlicum † 1-6-1925 te Berlicum). Zijn moeder is kort voor haar 47ste verjaardag gestorven. Harrie was toen pas 9 jaar, zijn zus Jaantje 11. In het begin kwamen er wel familieleden helpen, maar Jaantje heeft al kort daarna, ondanks dat ze nog erg jong was, de zorg voor het huishouden op zich genomen. Hun vader is nooit hertrouwd.

 

De Veedijk

De meeste wegen in het buitengebied zijn pas na de Tweede Wereldoorlog verhard. Rond 1964 is de Loofaert, zoals in het vorige periodiek te lezen is, de laatste weg die in ons dorp verhard is. De Veedijk is echter, als een van de eerste wegen in ons dorp, al in 1882 beklinkerd. Deze weg liep door een gedeelte van Rosmalen naar de Graafsebaan; ook wel de Napoleonsweg genoemd.

De Wambergse Beek die de Veedijk kruist, stroomde vroeger regelmatig over. Er was een sluisje dat men bij veel watertoevoer dicht zette zodat verderop de tuinen niet zouden onderlopen. Daar lagen de groentetuinen van Piet Broos, Jan van der Heijden en Tinus Voets. Laatstgenoemde had in het Hool ook een tuin waarin hij bloemen kweekte om ermee naar de Bossche markt te gaan.

In Harrie’s jonge jaren was het wegdek van de Veedijk bijzonder slecht zodat het niet meeviel om er met paard en kar te rijden. Daarom is de weg, in 1938, opnieuw bestraat.

 

Onderwijs

Meester Verdonk, hoofd van de Norbertusschool, gaf aan de vader van Harrie het advies om hem te laten leren voor onderwijzer. Harrie had daar echter helemaal geen zin in en wilde evenals zijn vader boer worden. Wel heeft hij de 7de klas, die er toen pas voor het eerst was, afgemaakt. Tot die tijd had men na de ‘bewaarschool’ voor de kleuters vanaf 6 jaar de 6-jarige ‘lagere school’.

Harrie bleef in dat laatste schooljaar vaak thuis om zijn vader op de boerderij te helpen. Later heeft hij diverse cursussen op landbouwgebied gevolgd. Er werd in die tijd o.a. ook een melkcursus gegeven, om te leren de koeien te melken, maar dat vond hij niet nodig. Dat leerde hij wel in de dagelijkse praktijk bij zijn vader.

 

Beugelen en schaatsen

In zijn jeugdjaren ging Harrie met vrienden regelmatig beugelen bij de familie Danen op Eikenlust. Dat was in die tijd een sport die meestal in cafés werd beoefend, maar op Eikenlust hadden ze een eigen beugelbaan.

De beugelsport beoefent men op een lemen baan van ongeveer 10 bij 5 meter. Aan het einde van de baan is een ring van ijzer (de beugel) geplaatst. Men moet proberen om met een ‘sleger’ (een speciaal gevormd stuk hout) een houten ‘bol’ door de beugel te laten rollen en de tegenstander te beletten te scoren. Die bollen hebben een doorsnede van 18 cm en een gewicht van ± 4 kg. Het spel wordt gespeeld met 2 of 4 spelers, maar altijd met 4 bollen.

Harrie kon goed schaatsen. In de toen vaak lange en koude winters kon hij zijn hart ophalen op de bevroren vijvers van de Wamberg. Jos de Laat, evenals Harrie een goede ‘schoonrijder’, zoals men vroeger een kunstschaatser noemde, maakte soms thuis tekeningen die ze al schaatsend probeerden op het ijs te zetten.

 

Militaire dienst en voormobilisatie

Juli 1936 moest Harrie in militaire dienst; ‘lichting 36’. Om zijn diensttijd te bekorten, heeft hij meegedaan aan vooroefeningen. Gedurende 1½ jaar ging hij daarom op dinsdag en vrijdag oefenen. ’s Avonds mocht hij dan weer naar huis.

Die eerste oefeningen werden gehouden in Heeswijk, op een oefenterrein dat achter de abdij van Berne lag. Daar moesten ze leren exerceren en kregen ze veldoefeningen. Later moesten ze, met de fiets, naar een schietbaan in de Bedafse Bergen. Ze oefenden in uniform en kregen een geweer, dat ze ’s avonds mee naar huis namen. De benodigde patronen voor de schietoefeningen werden ter plaatse uitgedeeld.

Na die oefentijd moest Harrie zes weken voor zijn nummer in het leger. Hij lag toen in Venlo en hoorde bij bataljon 17 R.I., waarin veel Brabanders uit onze omgeving ingedeeld waren. Na zijn diensttijd is hij bij ‘de Vrijwillige Landstorm’ gegaan.

In 1938 was er oorlogdreiging zodat de voormobilisatie werd uitgeroepen. Hij is toen acht dagen in dienst geweest. Nadat het Verdrag van München getekend was, mocht hij naar huis. Met dat Verdrag werd de annexatie van het Tsjechische Sudetenland door Duitsland, goedgekeurd door Engeland, Frankrijk en Italië.

In 1939 werd op 3de paasdag weer een voormobilisatie uitgeroepen en weer werd hij opgeroepen om te komen dienen in het leger.

Wel mocht hij in die tijd regelmatig met landbouwverlof, want in de zomer is er op elke boerderij veel werk te verrichten dat doorgaat; oorlogsdreiging of niet.

 

Wachtlopen

Harrie heeft dikwijls de wacht moeten houden. Ook in de winter 1939 – 1940, een lange en strenge winter. Hij kan zich nog herinneren dat hij het op een keer ’s nachts tijdens de wacht, met 24 graden onder nul, verschrikkelijk koud had. Ze mochten dan wel klompschoenen dragen (onder hout en bovenop leer). Die waren toch iets warmer dan de leren ‘kistjes’ die ze normaal in het leger droegen.

Soms moesten ze in de kazematten wachthouden. Twaalf uur ‘op’; twaalf uur ‘af’. Van zes uur ’s avonds tot zes uur ’s ochtends; dan werden ze afgelost door de volgende groep, die tot 6 uur ’s avonds de wacht hield.

Om beurten moesten ze dan buiten de wacht houden; ook verderop. Ze moesten soms door de sneeuw naar hun post lopen en waren dan al verkleumd voordat ze er waren. Daar moesten ze dan nog twee uur de wacht houden. Een lange tijd in vaak bittere kou.

Soms bleven ze dan toch maar in die kazematten, waartegen vaak dikke ijsklonten zaten. De schietsleuven stopten ze dan dicht met alles wat ze maar voorhanden hadden en probeerden binnen een beetje warmte te krijgen van een paar petroleumlampen en gingen slapen.

Om direct paraat te zijn als er iemand binnen wilde komen, bonden ze een touwtje om de arm en verbonden dat met het openingsluik.

In die tijd werd er thuis door de vrouwen en meisjes veel gebreid voor de militairen. Mutsen, die over de oren getrokken konden worden, wanten en lange sjaals. Daarvoor kregen ze legergroene wol en patroontjes als voorbeeld voor het breien van de wanten en mutsen. Gon, de vriendin van Harrie en later zijn vrouw, heeft ook veel gebreid voor de militairen.

 

Mobilisatie

De oorlogsdreiging werd steeds groter zodat eind augustus 1939 de volledige mobilisatie werd uitgeroepen. Harrie’s eerste standplaats was toen de brug bij Ravensteijn, daarna bij de stuw in Lith. Later werd hij gestationeerd in Oeffelt om de grens mee te bewaken. In kazemat 83. De Duitsers spraken niet van kazematten maar van bunkers. Die benaming is later door veel Nederlanders overgenomen.

Langs heel de Maas, die voor een groot deel parallel loopt met de grens, stonden half onder de grond kleine kazematten. Merendeels op een onderlinge afstand van ongeveer 500 meter. In elke kazemat stond vaak een mitrailleur, die door een van de soldaten bediend moest worden. Een andere soldaat was zijn helper.

Elke kazemat was verbonden met dichtbij staande schuttersputjes waarin vijf tot zeven soldaten stonden. Elk van hen had een geweer. Er was echter maar heel weinig munitie voorradig.

Begin mei mocht Harrie weer eens met landbouwverlof. Op weg naar huis hoorde hij in de trein dat wegens oorlogsdreiging alle verloven waren ingetrokken. Iedereen moest paraat zijn.

De trein zou tot Boxtel gaan waar de militairen werden opgewacht om teruggestuurd te worden naar hun standplaats. Harrie stapte al in Veghel uit om thuis afscheid te kunnen nemen. Hij ging ook even naar Nuland, naar Gon Verputten waarmee hij al een tijdje verkering had. Diezelfde avond is hij teruggegaan naar zijn grenspost in Oeffelt.

 

Het uitbreken van de oorlog

In die dagen zagen ze één soms zelfs twee ballonnen in de lucht hangen waarmee de Duitsers, zoals ze later hoorden, de stellingen op Nederlands gebied konden bespioneren.

Op 10 mei zagen ze al vroeg vliegtuigen hoog overvliegen en wisten meteen: de oorlog is uitgebroken. Ze hadden er geen bericht van gehad, maar dat was voor iedereen wel duidelijk. Men moet bedenken dat ze bij hun kazemat geen telefonische contact hadden. Dit is met de mobieltjes, die tegenwoordig vrijwel iedereen in bezit heeft, haast niet meer voor te stellen.

Harrie en zijn medesoldaten in de kazemat hadden, ondanks dat ze kort bij de grens lagen, nog geen Duitser gezien en geen schot gelost. Harrie is nooit bang geweest; gewoon omdat hij zich in de kazemat en het schuttersputje goed beschermd voelde en eigenlijk niet wist wat er kon gebeuren.

Achteraf blijkt er ruim een kilometer verderop, nabij Sint-Agatha en Katwijk, hevig gevochten te zijn. Duitse soldaten kwamen daar met bootjes over de Maas en waren zo een schietschijf voor de Nederlandse militairen. Maar de Duitsers schoten natuurlijk terug. Er zijn daar 21 Nederlandse militairen en tientallen Duitsers gesneuveld. Het was er dus wel degelijk gevaarlijk.

 

De brug is ingenomen

In tegenstelling tot de normale dagelijkse gang van zaken kwam er die ochtend niemand eten brengen, maar door de emoties had niemand honger en misten ze het eten niet.

Op een gegeven moment zagen ze een Rijnaak door de Maas varen. De schipper riep dat de brug bij Gennep al door de Duitsers was ingenomen. Een van de soldaten ging kijken, maar kwam al vlug met drie Duitsers terug. De Nederlandse soldaat, die was gaan kijken, diende als menselijk schild. De Duitsers sommeerden de Nederlandse soldaten zich over te geven. Ze hadden geen andere keus en werden dus gevangengenomen!

De vraag blijft hoe het afgelopen zou zijn als er niemand op onderzoek was gegaan?

  

Duitsers in Nederlandse marechaussee-uniformen

Op de brug stond aan de Nederlandse zijde links en rechts een zware kazemat met een vast kanon, maar dat heeft niet mogen baten. Harrie las in het boek STANDHOUDEN…! 10 MEI 1940 dat bij het aanbreken van de dag de Duitsers, gekleed in nagemaakte Nederlandse marechaussee-uniformen, met daarachter een Duitse patrouille te voet over de brug kwamen. Vanwege die Nederlandse uniformen werd er niet op die Duitsers geschoten. Eenmaal over de brug was het gauw bekeken. De Duitsers hadden meteen de overmacht en de Nederlandse soldaten geen enkele kans.

Dat de brug ongeschonden in Duitse handen kwam, kon gebeuren omdat er veel verraad is geweest, maar het gaat te ver om hier uitgebreid op in te gaan.

 

Duitse militairen in Nederland

Harrie en zijn medesoldaten hadden ’s morgens al vroeg veel motorrijders aan de overkant van de Maas zien rijden, maar omdat ze geen verrekijker hadden, zagen ze niet dat het Duitsers waren die al in Nederland waren.

Na de inname van de brug kwam er over het zogenaamde ‘Duitse lijntje’ een trein vol met Duitse soldaten en Duits oorlogsmateriaal Nederland binnen.

Nabij het station in Mill hebben Nederlanders een Duitse pantsertrein laten ontsporen om de Duitsers te beletten verder gebruik te maken van die spoorlijn, maar het was toen al te laat. Duitsers waren al een flink eind ons land binnengedrongen en vielen het Nederlandse leger in de rug aan.

 

Krijgsgevangenen

Onder begeleiding van de Duitsers moest Harrie en de andere gevangengenomen Nederlandse soldaten van hun kazemat naar Gennep lopen waar ze rond 11 uur in de morgen op het station aankwamen. Daar kwamen geleidelijk ongeveer 500 krijgsgevangenen bij elkaar. De Nederlandse militairen moesten hun overjas afgeven; hun gasmasker mochten ze houden.

Bij het station hadden ze veel bekijks van de plaatselijke bevolking. Harrie heeft toen aan iemand gevraagd om zijn vader te informeren dat hij gevangen genomen was. Dat bericht is echter nooit doorgegeven. Zijn familie en ook zijn vriendin Gon bleven tijdens zijn gehele gevangenschap in grote onzekerheid over wat er met hem gebeurd was.

 

’s Avonds het eerste eten van die dag

De gevangengenomen Nederlandse soldaten moesten te voet naar Gogh in Duitsland. Onderweg kwamen ze honderden Duitse soldaten tegen, die te voet, te paard, met voertuigen en met kanonnen op weg waren naar Nederland. ’s Avonds laat kwamen de Nederlandse krijgsgevangenen in Gogh aan. Ze werden in een kerk ondergebracht en kregen er brood; hun eerste eten van die dag.

Het brood was hard en zuur. Maar ze hadden sowieso helemaal geen honger vanwege alle meegemaakte emoties van die dag en de onzekerheid over wat hen nog te wachten stond. Ze aten een beetje van het lekkerste gedeelte van het brood en lieten de rest tussen de kerkbanken vallen. Toen de Duitsers dat de volgende dag zagen, zeiden ze: als jullie twee weken verder zijn, eten jullie het wel op. Zoals later zou blijken, kregen ze daarin volkomen gelijk.

 

Te voet naar Uedem

De volgende dag moesten ze, weer te voet, naar Uedem. Daar zijn ze drie dagen gebleven. Ze hadden het er niet slecht omdat ze dicht bij een boerderij lagen waar een Duitse legerkeuken was ondergebracht die hen van eten voorzag.

De dagen, die ze in grote onzekerheid doorbrachten, duurden echter lang. Toen er gevraagd werden om mee te helpen met aardappels schillen waren er dan ook genoeg vrijwilligers te vinden. Het was een goed tijdverdrijf.

Ze hebben zich daar een keer geheel moeten uitkleden en werden daarna bespoten met een ontsmettingsmiddel.

 

Gasmasker als hoofdkussen

Na drie dagen werden ze in een goederentrein naar Wittmarsum vervoerd. Die reis duurde acht uur. Op allerlei stations stond hun trein lange tijd stil omdat treinen die voor het leger reden voorrang kregen. In die trein waren geen zitplaatsen. Ze stonden er, met in elke wagon wel 50 mannen, dicht op elkaar. Ze probeerden wat steun te vinden tegen de kant of tegen elkaar. Het was een zeer vermoeiende reis.

Af en toe mochten ze op een perron er uit om te luchten en hun behoefte te doen. Nog steeds wist niemand wat hen te wachten stond.

In Wittmarsum sliepen ze in grote tenten. De ondergrond was drassig, wat ook door het grondzeil goed te voelen was. In die nachten hebben ze veel kou geleden. Dekens kregen ze niet en hun overjas hadden ze af moeten geven. Het gasmasker gebruikten ze als hoofdkussen.

Overdag moesten ze er ontginningswerkzaamheden verrichten.

 

Een Duits opleidingskamp

Na twee weken werd hun gezegd dat ze naar huis mochten, maar niets bleek minder waar. Door de spleten in de goederenwagon konden ze aan de stand van de zon zien dat ze op weg waren naar Nederland. Maar na een tijdje maakte de trein een grote bocht en lieten ze Nederland achter zich. De teleurstelling was erg groot. Achteraf bleek dat ze op weg waren naar Altengrabow, kort bij Maagdenburg.

Intussen zaten ze helemaal aan de andere kant van Duitsland. Ze werden er ondergebracht in een kamp dat eerder dienst had gedaan als opleidingskamp voor Duitse soldaten. Het was een verzamelpunt van krijgsgevangenen van allerlei nationaliteiten zoals Belgen, Polen, Fransen, Afrikanen en natuurlijk de Nederlanders. In totaal ongeveer 15.000 krijgsgevangenen. Met die buitenlanders mochten ze niet praten, ook al waren ze onderling slechts afgescheiden door prikkeldraad.

Ze werden ondergebracht in een groot aantal barakken. In elke barak, die onderdak bood aan ±1500 gevangenen, stonden lange rijen stapelbedden, vier hoog.

 

Vier sneetjes brood!

Eenmaal per dag werd er eten uitgedeeld. De gevangenen rouleerden per barak om als 1e, 2e, 3e, enz,  aan de beurt te komen. Het uitdelen van het eten begon ’s middags rond drie uur. De laatsten moesten wel drie uur wachten, meestal in de hete zon, voordat ze hun eten voor een hele dag kregen. Ieder kreeg vier dunne sneetjes brood zonder boter of beleg. Ook kregen ze dan in hun etensblik waterige aardappelsoep of zuurkool. Vooral die zuurkool, recht uit het vat, zonder aardappels, laat staan worst, was zo zuur en daarom ‘niet te eten’. Met dat schamele portie eten moesten ze het een hele dag doen, meer kregen ze niet en dat voor gezonde jonge mannen. Ze hebben er dan ook grote honger geleden.

 

Brood in de broekzak bewaren

De vier sneetjes brood moesten ze over de hele dag verdelen. Ze waren er zuinig op en bewaarden ze in hun broekzak anders waren ze die zo kwijt. Tijdens hun krijgsgevangenschap hebben ze met uitzondering van die zuurkool, nooit groente gekregen. Maar ook geen fruit, vlees, melkproducten, boter of ander vet. Als drinken kregen ze uitsluitend water; nooit koffie of thee.

Iedereen vermagerde sterk in die tijd, maar met ziektes hebben ze gelukkig weinig te maken gehad. In dit kamp zijn ze enkele malen ontsmet zoals het ook in Uedem was gebeurd. De Duitsers waren blijkbaar bang voor uitbraak van ziektes en de plaag van luizen en vlooien.

Mogelijk kregen de Poolse gevangenen meer te eten of pakketjes van thuis toegestuurd want toen de Polen merkten dat de Nederlanders honger leden gooiden ze soms brood over de afscheiding van prikkeldraad.

 

Hun behoefte doen

In Altengrabow hoefden ze niet te werken, met als gevolg dat zich verveelden en blij waren als ze mochten helpen met aardappels schillen. Harrie heeft daar heel wat tijd mee doorgebracht.

Het was, in de tijd dat Harrie in Altengrabow was, steeds heel heet. Ze moesten dan ook regelmatig het exercitieterrein stofvrij zien te krijgen. Ze vormden dan een menselijk lint van de kraan in de barakken naar dat terrein en gaven dan elkaar een blikje water door. De laatste personen, die verspreid op het terrein stonden, moesten het water dan uitsprenkelen zodat het er minder stoffig zou zijn.

Hun behoefte moesten ze doen zittend op een van de boomstammen die over een kuil gelegd waren. Ze voelden zich er heel ongemakkelijk want ze zaten dan in het openbaar met soms wel 30 tot 50 mannen hun behoefte te doen.

Om de boel te ontsmetten en de hygiëne enigszins in de hand te houden werd er regelmatig ongebluste kalk over gestrooid.

 

Naar huis

Eind juni, na ongeveer 6 à 7 weken, mochten ze naar huis. Vanaf 10 mei, de dag dat de oorlog uitbrak, hadden ze steeds hetzelfde ondergoed en uniform aan gehad. Daarbij was het er al die tijd heel heet geweest waardoor ze sterk transpireerden. Ze roken dan ook bepaald niet fris en voelden zich vies. De uniformen waren erg vuil en in de meeste zaten grote gaten ter hoogte van ellebogen en knieën. Ook in het uniform van Harrie.

Voor de terugreis moesten ze weer in een goederentrein, weer dicht op elkaar en zonder zitplaatsen. Maar nu mochten de deuren openblijven. Om er niet uit te vallen, zaten er ijzeren spijlen voor de openingen.

In Hengelo, dus op Nederlandse bodem, kregen ze bij ontvangst volop wit brood met kaas te eten. Een grote traktatie na al die weken niets anders dan minimale porties zuur en droog brood, waterige aardappelsoep of zuurkool recht uit het vat.

 

Mobilisatie - Oorlogskruis

Bij thuiskomst verkeerden de familie en Gon nog in grote onzekerheid. Ze hadden al die tijd niets van of over hem vernomen. Het was een blij weerzien, maar er was geen feestelijk welkom geregeld. Vanzelfsprekend werd er ook van hogerhand geen aandacht geschonken aan de thuiskomst van de krijgsgevangenen. De Duitsers hadden intussen allang de macht in ons land en de voormalige Nederlandse soldaten waren immers hun vijand.

Na de bevrijding heeft het nog jaren geduurd voordat Harrie een onderscheiding kreeg. Op de Landelijke Veteranendag in 2006, ruim 66 jaar na het begin van de oorlog, kreeg hij alsnog het Mobilisatie - Oorlogskruis. Tegelijk met negen andere veteranen uit Berlicum, Middelrode, Den Dungen en Sint-Michielsgestel! Ze hebben dit te danken aan Martien Schuurmans uit Den Dungen, die daarvoor veel werk verricht heeft. Hij heeft aan burgemeester Pommer gevraagd om de onderscheidingen uit te reiken.

 

Landbouw Ausweiss

Tijdens de oorlogsjaren moesten veel Nederlandse mannen naar Duitsland om daar het werk over te nemen van de Duitsers die in het leger dienden. Harrie kreeg een Landbouw Ausweiss, zodat hij daarvan vrijgesteld was. Het was belangrijk dat er voedsel geproduceerd werd, vandaar zijn toegekende Ausweiss.

In 1943 werden alle voormalige Nederlandse militairen, die in 1940 actief waren geweest, door de Duitsers opgeroepen om naar Amersfoort te komen om weer in krijgsgevangenschap te moeten. Ook Harrie kreeg een oproep en is gegaan. Gon, zijn vriendin, ging mee. Het was voor hen ‘een dagje uit’ wat vroeger niet vaak voorkwam. Ze konden er echter niet van genieten, want wat zou hem te wachten staan?

Het bleek dat ze onder andere gevraagd waren te komen om mannen te werven om in Duitsland te gaan werken. Harrie kon zijn Landbouw Ausweiss laten zien en mocht gelukkig weer naar huis.

 

Duitsers bang voor spionage

Ook op 28 september 1944 had hij geluk dat hij zijn Landbouw Ausweiss kon laten zien. Ons dorp bevond zich toen midden in de bevrijdingsstrijd. De Engelsen lagen al in het bevrijde Heeswijk en Loosbroek.

Daags nadat ze op hun boerderij gedorst hadden was Harrie met een handkar op weg naar het pakhuis van de Boerenbond in de Kerkwijk om daar zakken op te halen. Duitsers hielden hem aan waarna Harrie zijn Landbouw Ausweiss liet zien, maar de Duitsers, die hem hadden aangehouden, vertrouwden het niet. Ze namen hem mee naar de biljartfabriek van Van Gemert (Hoogstraat 152). Na twee uur kreeg hij zijn Ausweiss terug en mocht hij weer naar huis.

De Duitsers waren toen zeer beducht voor spionage. Dat zal wel de reden zijn geweest dat Harrie werd opgepakt.

 

Harrie en Gon

Op 10 oktober 1944, tijdens de bevrijdingstrijd van ons dorp, moest de familie Wijnen, evenals alle dorpelingen, huis en haard verlaten. Bij terugkomst bleek het stamhuis in brand geschoten en afgebrand. Ze zijn daarom in de kippenkooi gaan wonen.

Op 16 mei 1945 is Harrie getrouwd met Gon Verputten uit de Kruisstraat. Op hun trouwdag fietste Harrie ‘s morgens in een gehuurd trouwpak naar de Kruisstraat (nr. 60). Van daar is het bruidspaar in een oude, ‘stotterende’, auto naar de Nulandse noodkerk gereden, waar pastoor Goossens hen trouwde.

Inmiddels was er een noodwoning gebouwd waar ze, samen met Harrie’s vader, introkken. Harrie’s zuster, Jaantje, was een week eerder getrouwd.

In 1949 is er een nieuwe boerderij gebouwd en Harrie’s vader heeft ook daar mee ingewoond. Het heeft nooit problemen gegeven. Zelfs niet toen de vijf kinderen van Harrie en Gon groter werden en in de kamer moesten studeren zodat opa geen televisie kon kijken. De kinderen moesten in de winter in de huiskamer studeren want slaapkamers werden vroeger niet verwarmd; dikwijls stond er ijs op de ramen.

 

Negentig jaar ondanks alle ontberingen

Inmiddels zijn Harrie en Gon al 61 jaar getrouwd en woonden ze, sinds 1973 tot voor kort, in een voor hen nieuw gebouwd huis op Schuurkerkpad 12. In het begin dat ze er woonden ging Harrie nog elke dag naar de Veedijk om te werken op de boerderij die zoon Jo had overgenomen.

Aan het werken op de boerderij is al lang een eind gekomen, maar de mooie grote tuin rond zijn eigen huis heeft hij altijd goed bijgehouden. Ook bezorgt hij als vrijwilliger voor ‘Tafeltje Dek Je’ al bijna 25 jaar, met de auto, eten bij ouderen en zieken die zelfstandig wonen maar zelf niet meer kunnen koken.

Intussen is Harrie 90 jaar en nog bijzonder vitaal. De ontberingen die hij in Duitsland als krijgsgevangene heeft ondergaan, hebben kennelijk geen vat op hem gekregen.

Ook heeft hij nog een formidabel geheugen, want hij wist alles haarfijn te vertellen. Toen Ron Langens uit Middelrode, een kenner van de gebeurtenissen rond en tijdens de Tweede Wereldoorlog, het verhaal van Harrie vergeleek met zijn gegevens over de tijd en omgeving waarover Harrie vertelde, klopte ze allemaal. Een hele prestatie na bijna 67 jaar!

 

Met dank aan Harrie Wijnen en Ron Langens voor hun bijdrage en hulp.
Ook dank aan mevrouw Leemans-Corstens van wie we het boek Standhouden…! 10 mei 1940 mochten lenen.
Dit zeer interessante boek heeft de subtitel: Het verhaal van 12 uren oorlog in Katwijk, Cuijk, Sint Agatha en Oeffelt.  Mei 1981
en is samengesteld door P. van Haren, G. A. Gerards en H. van Dijk. Het is uitgegeven door het Herdenkingcomité Cuijk.
Het boek gaf ons een duidelijk inzicht in het oorlogsgebeuren in de omgeving van Oeffelt waar Harrie gelegerd was.
Ook konden we er, met toestemming van leden van het Herdenkingcomité Cuijk, enkele gegevens en een goed overzichtskaartje uithalen.

 

 
Copyright © 2003-2017 by www.monumentpoeldonk.nl.
Website maintenance by DABBLER Productions NL

Laatste wijziging 20-08-2017 15:30:13

      Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand,of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën,opnamen of enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Het is niet toegestaan om bovenstaande te gebruiken voor commerciële doeleinden.