De Aankomst

Opdat wij niet vergeten

Home Omhoog Site wijzigingen Links Bronnen Disclaimer

Omhoog

Aankomst op de Poeldonk op zaterdag 11 mei 1940

De Poeldonk, een gehucht nabij de Zuid-Willemsvaart, 2 km vanuit dorpskern van Den Dungen. Op de vroege zaterdagmorgen, 11 mei arriveerde nabij de Dungense brug vele zeer vermoeide militairen, die afkomstig waren van het legerplaatsje Grave.

De militairen waren van het 3-III-14e regiment, die onder commando stonden van majoor Döbken, een oud Ned. Indisch Officier (gepensioneerde luitenant kolonel, K.N.I.L.). Hij stelde zich in 1939 (tijdens de mobilisatie) weer beschikbaar voor het leger en Vaderland. Hij werd benoemd tot reservemajoor bij het 14e Regiment Infanterie en als commandant van het derde bataljon dat gelegerd was in de “Generaal de Bonskazerne” te gemeente Grave.

“Wij werden tijdens de mobilisatie, als militairen bezig gehouden met het wachtlopen rond de kazerne terwijl we elke dag werkten aan stellingbouw welke bestond uit het graven van loopgraven en het maken van onderkomens in het dijkje langs de rivier de Raam. Ook de oefenmarsen langs de Maas richting Mill, Oefelt, Boxmeer en Venray, waren bedoeld om kennis te maken met het grensgebied (1)

Gemiddeld was het eten met veel vlees wel goed, maar het brood (kuch) was bruin met harde korst. Men kon bier en koffie kopen voor en dubbeltje alsook de rookwaar. Wij kregen ook soldij, dat was twee gulden per week. (1)

De Raamstelling liep van het stadje Grave in zuidelijke richting door de Peel langs het riviertje de Raam, ( daarvan die naam ‘Peel - Raamstelling’. De wanden van de aangelegde loopgraven bestonden uit dikke planken. Verder waren er ondergrondse schuil – en slaapgelegenheden aanwezig welke ook van stevig hout waren gemaakt. De loopgraven waren beveiligd tegen scherven en tegen beschieting met granaten”. (1)

Tijdens de bouw van de Peel-linie waren de werkzaamheden heel zwaar, ook vanwege de strenge winter dat wel twee maanden lang duurde. Ik moest daarbij soms ook wachtlopen in de koude en snijdende wind. Ondanks dat ik flink op en neer liep, kon ik het maar nauwelijks uithouden. In de nacht van 11 februari 1940 vroor het nog 24 gr. C. onder nul, op het vliegveld van Eelde. (2)

Op 9 mei, kwamen steeds meer verontrustende berichten binnen. Wij moesten op ons hoeden zijn. Zou het Duitse leger ons land toch gaan aanvallen?

Op 10 mei om vier uur ’s - morgens kwamen de eerste zwermen Duitse vliegtuigen over ons legerplaats Grave, waar door onze luchtafweer werd geschoten.

“Dit kon alleen maar oorlog betekenen”. (1)

Oud-strijder Piet Luteijn zag een Duitse gevechtsvliegtuig (een Messerschmidts) zeer laag, vlakbij bij zijn onderdeel, over rivier de Maas gaan. Dit vliegtuig keerde al terug en had waarschijnlijk al een lading bommen ergens in het land laten vallen. Hij en zijn maten schoten met hun karabijnen op dat vliegtuig. Later kregen zij van hun commandant te horen dat ze op rapport moesten, omdat zij hun kogels moesten verantwoorden. Oud-strijder, de heer Van der Steen vertelde mij hetzelfde verhaal. Er was namelijk geen bevel gegeven om te mogen schieten.

Er was steeds aan de Peel-Raamstelling gewerkt met de bedoeling de verdediging zo sterk mogelijk te maken om de vijand zo lang mogelijk tegen te kunnen houden. Op 10 mei hebben de militairen van het III-14 RI tot in de avond een deel van de Peel-Raamstelling tot het uiterste verdedigt. Maar het Duitse leger was op het einde van de eerste oorlogsdag, tegen verwachtingen in, de Peel-Raamstelling doorgebroken.

Het moet dan ook wrang geweest zijn voor de uitvoerende en militairen instanties, dat de Duitse soldaten diezelfde dag van de inval, zo snel de Peel-linie waren doorgebroken. Maandenlang werk had géén resultaat opgeleverd

Majoor Döbken die inmiddels bevelen had ontvangen van generaal Winkelman, liet om ongeveer 24.00 –1.30 uur de opdrachten doen uitgaan aan 1e luitenant Kauffmann om het, 1e alsmede het 2e bataljon van de III - RI, die zicht in de Schaijkschehoek bevonden, naar Den Dungense brug te laten opmarcheren. Om 1.30 uur zaterdagnacht 11 mei overtuigde bataljon commandant zich dat alles in orde was.

“Precies om 24.00 uur kwam het bericht om af te marcheren met ons gehele bataljon naar de Dungense brug. De tocht ging vanaf gemeente Grave via de Graafse weg naar Den Bosch. De militairen hadden de gehele afstand (40 km) gelopen waarvan een aantal hebben kunnen fietsen. In Den Bosch aangekomen is er even rust gehouden en gingen we ’s-morgens vroeg zuidwaarts naar de Dungense brug”. (1)

Onze oud-strijders, A.D. Goedegebuure, Jan Scheele, Piet Luteijn en Sjors van der Steen hebben toen ook de gehele nacht deze afstand gelopen met zware bepakking, geweer enz.

Vele militairen waren, zoals eerder vermeld, dodelijk vermoeid en waren daardoor achtergebleven. Kapitein Vroolijck, kreeg uitdrukkelijk de opdracht van majoor Döbken, om de slechte lopers die achtergebleven waren zo spoedig mogelijk naar de Dungense brug te brengen.

“Als ik dit zo samenvat, weet je meteen hoe moeilijk deze groep militairen het hebben gehad tijdens het opmarcheren in die nacht. Hoe moesten deze jongens dan nog kunnen strijden als er iets gaat gebeuren. Op vele plaatsen was het al onrustig en dat het fout zou gaan was bijna zeker. De militairen moeten al veel angsten hebben gehad, toen hun bij de Dungense brug aankwamen”.

De bewoners werden enigszins verrast bij het zien van de steeds aanzwellende groepjes militairen. Het was aan hen goed te zien dat ze een zware tocht hadden gehad. De achterblijvers die nog kwamen aanlopen waren totaal uitgeput na zo’n lange mars van acht uur. Bataljon commandant majoor Döbken zag dat zijn jongens zeer vermoeid waren.

Door het bevel van generaal Winkelman om de Peel-Raamstelling te ontruimen en terug te trekken achter de Zuid-Willemsvaart, kwam majoor Döbken met zijn mannen in de voormiddag van 11 mei, op de Poeldonk bij de Dungense brug aan.

Vanaf dat moment was de Zuid-Willemsvaart, (bij Den Dungen) als frontgebied aangewezen.

 

Op de Poeldonk en directe omgeving stonden ongeveer 45 woningen waarvan zo’n 14 tal boerderijtjes waarvan de ene wel wat groter was dan de andere. Er was een slagerij, twee kruideniers winkeltjes, sigarenmaker, fietsenmaker en een drietal cafeetjes. Dat alles zorgde er mede voor, dat het een hechte buurtschap was.

De landbouwers hadden doorgaans gemengde bedrijven. Een paard was een belangrijkste bezit wat de boeren hadden. Daar moest veel dagelijks werk mee gedaan worden.

Verder hadden ze melkvee, kippen, varkens, boomgaarden of deden aan groenteteelt. Enkele boeren gingen naar de groentemarkt, te ’s-Hertogenbosch of in de omtrek.

De boeren hielpen elkander als het nodig was zoals met het hooien, koren maaien, dat gebeurde toen met, bèrhook (pik) en zicht (korte zeis) Het dorsen van het koren gebeurde in de wintermaanden met de dorsvlegel (handklépel). Onder de koeien, die ’s- winters op de stallen stonden lag een dikke laag stro, dat was er genoeg in die jaren, werd hele goede mest voor het land. Als er een koe gekalfd had, werd er een goede borrel op gedronken.

Er was toen weinig verkeer, het bestond hoofdzakelijk uit paard en hoogkar of platte wagen terwijl de fiets in die tijd een populair vervoermiddel was. De boeren zetten de melkkannen voor op de fietsendrager (vrachtfiets) als ze gingen melken. In de avonduren werd er regelmatig een kaartje gelegd (rikken) met natuurlijk een goed borreltje daarbij wat ouderwets gezellig was.

Op 11 mei 1940 was het redelijk goed lenteweer toen de militairen na een koude nacht hier aankwamen. Op de Poeldonk was duidelijk te zien dat het lente was. Overal stonden de appels, peren, perzikenbomen in bloei. Ook onze wilde kersenboom, (die Jan Scheele gered had bij ons aan huis) stond prachtig in bloei alsmede de paars-blauwe seringen haag aan de slootkant onder de kersenboom was mooi om te zien.

De grasvelden waren alweer frisgroen en de dotters kwamen alweer zowat in bloei, evenals de mooie violette Pinksterbloemen (kermisbloemen) die over het gehele weiland te zien was. De kippen kakelden rustig lopend over het erf, de zwaluwen gierden vooral in de avonduren met vele door de lucht, terwijl de vogeltjes hun hoogste lied nog even lieten horen. Hun nestjes hadden ze alweer gebouwd in de vele kippenhokjes, houtmijten, bomen en in de grote open boerenschuren die er toen overal stonden.

Over de korenvelden heen zag je de wuivende rogge met de wind heen en weer gaan. De reuk van natuur, de koeien in de weilanden die tussen de wilgenbomen en de elzenhagen aan de ondiepe slootjes (nog geen ruilverkaveling geweest) maakte dit alles tot een prachtig mooi en ongerepte landschap in ons dorpje. In het veld zag je de boeren met hun paarden het werk doen, “en de boer, hij ploegde voort” is het gezegde. Dat de natuur na zo’n zeer stevige strenge winter van 1939-1940, toch zo op tijd kon zijn dat het alles weer zo mooi was.

Een echt mooi boerendorpje was Den Dungen, maar dit alles is net als de vele zwaluwen en verschillende vogeltjes, alsook de vele gronddieren in het veld en de korenvelden, bijna allemaal verdwenen. Het boerenleven, onze landbouw en tuinbouw, was toen de grote en mooie tuin van Nederland, zij hielden die dat alles goed op peil.

Nu, anno 2004 is van dit alles niet veel meer overgebleven. Het ongedwongen boerenleven is al helemaal verdwenen, de winkeltjes zijn er niet meer alsook slagerij Foolen, waar Piet Luteijn (oud-strijder) zeer angstige uren heeft doorstaan. Het schuurtje waar majoor Döbken sneuvelde is ook al verdwenen. Alleen het oorlogsmonument hier op de Poeldonk herinnert dat op deze plaats op 12 mei, iets verschrikkelijks gebeurde.

Er is veel veranderd op de Poeldonk. Het komt veelal overeen waar Brabantse componist en liedjesschrijver, Ad de Laat uit ons dorpje Den Dungen over gezongen heeft. Zijn liederen gingen over het Brabantse boerenleven, één van de vele liedjes die hij gezongen heeft was, “Brabant, ge verandert”. Veel te vroeg is deze rasechte populaire Brabander overleden.

 

Maar, op zaterdagmorgen 11 mei was het druk geworden op de Poeldonk, ja heel druk zelfs. Er was duidelijk gevaar op komst bij het zien van zovele militairen. En de activiteiten die er plaatsvonden maakte de mensen heel ongerust.

Het was onvoorstelbaar dat de bewoners alsook de militairen die hier waren aangekomen, binnen een aantal uren hier op de Poeldonk veel angsten zouden gaan meemaken. Een felle en hevige strijd zou er gaan losbarsten waar tot op de dag van heden over gesproken wordt.

De militairen van het III -14e Regiment, hadden hier intussen stelling genomen. Ze hadden wel geluk dat er veel landbouwers in onze buurt woonde. De militairen konden de melk bij de boeren in grote melkkannen, goed gekoeld, vanuit de welput ophalen. De melk was heel lekker omdat wij heel veel dorst hadden geleden na die lange tocht, vertelde een oud-strijder mij.

De keukenwagen van de 14 Regiment was immers doorgereden naar Tilburg. De twee winketjes hier hebben er zeker wel voor gezorgd dat de militairen daar wat hebben kunnen halen om hun honger te stillen. A.D. Goedegebuure schreef mij eens, “Er was die avond heel weinig te eten en er waren zo veel militairen bij de brug aanwezig”.

Er was weinig tijd voor de zojuist aangekomen militairen, zij moesten ondanks dat ze moe waren en aan hoognodige rust toe waren na zo’n lange zware en vermoeide tocht eerst schuttersputten en stellingen maken.

Alles moest in korte tijd gebeuren, omdat de vijand in de buurt was. Het Duitse leger was inmiddels vlakbij de Dungense brug aan de Zuid-Willemsvaart genaderd er werden regelmatig schoten gehoord aan de noord - oost zijde van het kanaal.

Bij het zien van al dat oorlogstuig en ander materialen die er werden aangevoerd, was het heel duidelijk geworden dat er echt iets ging gebeuren. Bij ons aan huis werden drie mitrailleurs opgesteld. Één mitrailleur werd gesteld met het schootveld richting het dorp, over de gehele lengte van de weg (zo’n ongeveer 500 meter) De tweede mitrailleur was gesteld met het schootsveld naar de Poeldonk, en een derde was zo gesteld dat het alle kanten het veld in kon draaien om te kunnen aanvallen.

Door de onrust die er was op de Poeldonk, werden de bewoners op last van Majoor Döbken geëvacueerd. Maar niet iedereen ging weg, ook mijn vader niet, hij bleef in huis met zijn vrouw en gezin. Er waren meer bewoners die op de Poeldonk bleven wat een groot risico was.

In de nacht van 11e - 12e mei, waren er vele contacten uitgewisseld via telefonisch verbinding diensten die de opdrachten tussen de 1-2 en 3-III-14RI moesten uitvoeren. Soms was er geen verbinding mogelijk wat zeer vertragend werkte tussen de bataljons. 

De commandanten onderling die bevelen kregen (Majoor Döbken gaf hen dat) kwamen niet altijd volledig aan of werden niet goed begrepen. Er was enigszins al spraken van paniek, de militairen wisten immers allang, dat het front aan de Dungense brug voor hen een moeilijke en een onuitvoerbare onderneming zou gaan worden.

B.C. majoor Döbken meende, nadat zijn kapiteins hier ook aangekomen waren, dat hij zijn opdracht niet zou kunnen uitvoeren en liet een gedeelte van de 1e compagnie, die in Den Bosch waren aangekomen door marcheren naar Tilburg. Een andere gedeelte daarvan (een sectie) kwam laat in de middag bij de Dungense brug aan.

Op die zaterdagmorgen werden al regelmatig schoten gehoord vanaf noordelijke richting nabij de Dungense brug. Aan de overzijde van het kanaal, de Beusing, (waar nu industriegebied “de Brand” is) en vanaf de Nijvelaar werd het schieten steeds heviger. Men vertrouwde het niet meer

Er was aan de Zuid-Willemsvaart enige vertraging ontstaan, daardoor duurde het wel even voordat het vak, van links naar rechts langs de Zuid-Willemsvaart geheel bezet was. Er waren vijf mitrailleurs opgesteld op dat hele vak.

Toen majoor Döbken en zijn kapiteins als laatste over de brug waren gelopen, werd de brug tegen het middaguur opgeblazen. Dat veroorzaakte een enorme knal, het gevolg was dat er in de hele buurt de ramen uit de kozijnen vlogen.

“Als je beseft dat de lengte langs het kanaal, van links naar rechts ongeveer zo’n 5 – 6.5 km was, er werden 5 mitrailleurs opgesteld, wat wel erg weinig was om de Duitsers troepen tegen te kunnen houden. Zij waren al zo snel de Peel-Raamstelling doorgestoten”.

Luitenant adjudant Kauffmann had met enige leden van detachement politietroepen de brug laten opblazen. De trambrug die er naast lag bleef gelukkig nog intact, maar deze brug stond omhoog. Op dat moment was de organisatie al niet optimaal. Er was een te grote menigte soldaten aangekomen (te dicht bij elkaar) en er was weinig leiding,  de meeste soldaten waren in rustende toestand.

’s- Avonds moesten de boeren zoals gewoonlijk het kanaal over om hun koeien te gaan melken in het poldergebied de Beusing en de Nijvelaar. Maar de boeren konden hun koeien niet meer bereiken. En via de Middelrooise en Heeswijkse brug was het al helemaal niet mogelijk. Er waren al vele Duitsers aan de noordkant van de Zuid-Willemsvaart gesignaleerd waardoor het te gevaarlijk was geworden voor de boeren.

De Militairen Politie hadden aan de Dungense brug een barak staan. Ze beantwoorden de vragen die de boeren hen stelden zo goed ze konden. Op de vraag of het nog wel veilig was op de Poeldonk, konden zij geen antwoordt geven. Niemand wist op dat moment wat hun te wachten stond, een jonge militair zei, “Als er iets gaat gebeuren, dan gaat het wel héél goed mis”. De schrik zat er al goed in op die zaterdagavond.

Alle militairen wisten (volgens onze oud-strijders) dat er veel gevaar was en dat er wel eens verschrikkelijke dingen zouden kunnen gaan gebeuren. De meeste militairen hadden daardoor de gehele nacht van zaterdag op zondag niet of nauwelijks geslapen.

Nabij de Dungense brug en omgeving was op de zaterdagmiddag, zelfs vuurcontact geweest ten noord - oosten aan de Zuid-Willemsvaart, onder gemeente Berlicum, nabij gemeente grens van Den Dungen. Een militair, Dlp. Wmr. (dienstplichtig soldaat en wachtmeester) Willem Jansen, laatst wonende te gemeente Assen, werd getroffen en een liep daardoor een buikschot op. Willem Jansen is op 6 Juni 1940, in het ziekenhuis te Eindhoven overleden.

Willem Jansen behoorde bij het onderdeel, 5 KRA (korps rijdende artillerie) en was vader van één dochter, geboren op 6 januari 1940. Hij was het eerste slachtoffer die nabij de Dungense brug gewond raakte. Een jonge militair, die sinds een half jaar vader was geworden, is tengevolge daarvan voor onze vrijheid overleden.

Majoor Döbken deelde mede dat om 21.00 uur, de Duitsers bij Heeswijk (Middelrode) al het kanaal overgetrokken waren. De Bruijne had inmiddels de tweede en de derde sectie, en een gedeelte van de vierde sectie even laten rusten.

Om 14.30, heeft zich nog een tweede gedeelte bij de Dungense brug bij Majoor Döbken gemeld. De rest van de Compagnie, onder leiding van kapitein Cappon, was plm. 21.00 uur bij de brug aangekomen. De militairen van deze compagnie waren zeer vermoeid maar konden dan ook direct gaan rusten. Zij hebben kunnen slapen tot 3.30 uur.

Vele buurtbewoners hadden inmiddels gehoor gegeven om zich te evacueren en nog voordat de avond inviel, rond 21.00 uur en waren naar elders vertrokken. Ik sprak pas nog met enkele oudere dorpsgenoten die toen ook hun huis verlaten hadden.

Ze zeiden, “ Toen wij ons huis verlieten, waren in het dorp al veel Duitsers, en was het ook lang niet veilig meer”.

Vervolg “De aanval

(1= A.D. Goedegebuure)
(2 = P. Luteijn)
 
Copyright © 2003-2017 by www.monumentpoeldonk.nl.
Website maintenance by DABBLER Productions NL

Laatste wijziging 20-08-2017 15:30:07

      Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand,of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën,opnamen of enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Het is niet toegestaan om bovenstaande te gebruiken voor commerciële doeleinden.